Geschiedenis van de neuraaltherapie
1905 Einhorn ontdekt het procaine
1906 Spiess stelt vast dat wonden en ontstekingen beter en sneller genezen
na behandeling met lokaal anaesthetica.
1920 Leriche in Frankrijk behandelt voor het eerst en met succes een migraine door omspuiting met procaine van de art. temporalis.
1925 Leriche gebruikt voor het eerst een stellatumanaesthesie als therapie en stelt vast, dat bij herhaling, het effect evenwaardig is aan de operatie van het ganglion.
1925 Ferdinand en Walter Huneke ontdekken, onafhankelijk van Leriche, de therapeutische waarde van procaine.
Zij hadden nl. een zuster die regelmatig aan zware migrainecrises leed waarvoor zij geen enkele serieuze therapie hadden. Ten einde raad, werd bij de volgende migraine een ampoule Atophanyl geprobeerd hun aangeraden door een collega.
Na de inspuiting van dit produkt I.V. (intraveneus, in de ader) stopte de migraine als bij wonder - de broers konden hun ogen niet geloven! Maar bij nader toezien stelden ze vast dat ze zich hadden vergist - ze hadden nl. de intramusculaire vorm I.V. gegeven en in deze I.M. (intra musculair, in de spier) vorm was een deel procaine bijgevoegd om het locaal minder pijnlijk te maken. Bij hun verdere experimenten kwamen ze al snel tot de bevinding dat het inderdaad het procaine was dat het goede effect had veroorzaakt en niet het Atophanyl! Van dan af gaan beiden enthousiast met procaine experimenteren voor allerlei aandoeningen, zowel I.V. als in het segment en in zenuwknopen.
1928 geven ze hun éérste boek uit "Unbekannte Fernwirkungen der Lokälanaesthesie". Hierin reeds wijzen ze op het belang van de plaats van de inspuiting- ze noemen hun therapie eerst Heilanaesthesie en raden haar aan voor de meest verscheidene pijntoestanden en allerlei trophische stoornissen, altijd in het segment te behandelen. Daarom stelt Kibler de naam segmenttherapie voor die ondertussen zo gebleven is.
Ook in 1928 verschijnt op aanvraag van de gebr. Huneke IMPLETOL op de pharmaceutische markt.
1931 Leriche stelt vast dat uitgebreidde pijnzones na procaine-infiltratie van operatielittekens ogenblikkelijk en volledig verdwijnen. Spijtig genoeg trok hij daaruit niet de therapeutische consekwentie.
1940 Ferdinand Huneke beleeft het éérste SECUNDENPHANOMEN !
Er komt een vrouw op de raadpleging voor een hardnekkige pijn in de schouder met verstijving, een "fronzen schouder".
De lokale infiltraties geven geen resultaat, ook niet in combinatie met de behandeling van de cervicale wervelzuil. Herhaalde Ganglion Stellatuminfiltraties ook zonder resultaat.
De patiënte komt niet meer terug, maar later verneemt hij dat ze onder druk van andere artsen, enhousiast door de bacteriële focus- theorie, haar amandelen en al haar tanden laat verwijderen - dit alles eveneens zonder resultaatI!! De patiënte, ten einde raad geeft alle behandelingen op en behoudt haar pijnlijke en verstijfde schouder.
Drie maanden later echter, komt ze terug bij Dr. Huneke, ditmaal omdat een oud osteomyelitislitteken op haar onderbeen rood en pijnlijk is geworden - Dr.Huneke die thuis is in de behandeling van ontstekingen met locaalanaesthetica dient haar dan ook onmiddellijk een inspuiting toe in en rond het litteken.
Het resultaat is ongelooflijk I!! In dezelfde seconde van de inspuiting is de schouder die al zovele maanden alle behandelingen trotseerde, die- zelfde schouder is plots volledig zonder pijn en terug funktioneel. Een mirakuleuze beleving!! Dr.Huneke zelf getuigt als volgt: "Das Erlebnis war so eindringlich, dass für mich kein Zweifel bestand, dass ich hier eine grundsatzliche Neuerkenntnis vor mir hatte, dass ich eine, bis dahin unbekannten Gesetzmässigkeit im Bereich des Focusgeschehens auf der Spur war!1I
Inderdaad, DAT was het éérste SECONDENFENOMEEN!!!!! het Kroonmoment - het specifieke en het superieure van de N.T.
F. HUNEKE die nog 27 jaar voor zich heeft, hij sterft nl. in 1967, stelt na jaren experimenteren ook enkele regels op voor de N.T.
Ook stelde Huneke wetten op om een secondefenomeen te bepalen :
1) Alle storingen op afstand, onderhouden door het storingsveld, moeten, voor zover het anatomisch mogelijk is, in de seconde van de inspuiting 100 % verdwijnen.
2) Deze verdwijning der symptomen moet minstens 20 u. aanhouden, voor inspuitingen aan de tanden minstens 8 u.
3) Bij het terugkomen der klachten wordt opnieuw ingespoten
Het 100 % effect moet er weer zijn en telkens langer aanhouden. Dan alleen spreekt men van een secondenfenomeen!
In verband hiermede enkele bemerkingen :
In de loop van de jaren - ook omdat meer en meer dokters aan N.T. deden en hun ervaringen uitwisselden - maar vooral omdat de patiënten meer medicamenteus belast bij de dokters aankwamen heeft men deze regels wel wat moeten aanpassen.
Het gebeurt nl. dat de inspuiting onmiddellijk helpt, maar niet 100 %: dat noemt men dan een "Sofortphanomen", maar geen
secondenfenomeen.
Het gebeurt ook dat een inspuiting niet onmiddellijk helpt, maar laattijdig en wel 100 % dit noemt men een "Spätphanomen".
Deze phenomenen worden veroorzaakt door een zg. Regulatiestarheid die verhindert dat het V.Z.S. (vegetatieve zenuwstelsel) normaal reageert door belasting met sommige medicaties.
Ook bestaat er nog een omgekeerd secondenfenomeen waarbij de klachten na inspuiting aan het stoorveld duidelijk. toenemen; dat wijst er meestal op dat het S.V. operatief moet worden behandeld.
Verder in de evolutie der N.T. zien we in 1946 STOHR met de ontdekking van het Reticulum Terminale als eindformatie van het V.Z.S. Het V.Z.S. deelt zich immer verder en fijner tot uiteindelijk iedere cel met een sluier van fibrillen is omsponnen. Met deze ontdekking gaf hij een anatomische basis voor de empirische bevindingen van Huneke e.a. De ontdekking van Stöhr werd later door onderzoeken met de electronenmicroscoop vervolledigd in die zin dat nl. de laatste en fijnste zenuwuiteinden van dit syncitium niet eindigen in de celmembraan maar wel vrij in de intercellulaire vloeistof.
Prof. Pischinger toonde in 1965 aan hoe de verdere prikkeluitwisseling in dit cel-milieu-systeem gebeurt.
1948 Wiener publiceert zijn werk over de Kybernetica - een visie die zeer ingrijpend zal werken in alle domeinen van de wetenschap, vooral in de geneeskunde en die een zeer grote hulp betekent voor de N.T.
1949 Fleckenstein en Hardt beschrijven het werkingsmechanisme der L.A .
We weten uit de micro-neuro-physiologie dat alle zenuwcellen en zenuwbanen door een membraan omgeven zijn; ook alle andere soorten cellen van het lichaam zijn door een gelijkaardige membraan omgeven zodanig dat we spreken van een UNIT-MEMBRANE-STRUCTURE.
Deze elementaire membraan bestaat uit drie lagen eiwitten en lipiden. De physiologische stabiliteit van deze membraan berust op de electrostatische wisselwerking der polaire groepen van lipiden en proteïnen en ook op de Van Der Waalse krachten die ontstaan door het complexe samenspel der electrisch geladen en polariserende systemen.
In rusttoestand is de membraan electrisch geladen, gepolariseerd. De binnenzijde heeft een negatieve lading, vooral door een overvloed aan kaliumionen - de buitenzijde heeft een positieve lading, vooral door Na ionen. Het rustpotentiaal bij zenuw- en spiercellen varieert van 40 tot 90 millivolt. De membraan is dan nagenoeg afgedicht en er is praktisch geen uitstromen van K-ionen of instromen van Na-ionen.
Deze membraan is als een zeef met kybernetisch regelbare sluizen die zich kunnen openen door ionen van verschillende grootte.
Wordt nu deze membraan door een prikkel getroffen dan openen zich de sluizen, K stroomt naar buiten, Na naar binnen - dus - het membraanpotentiaal stuikt in mekaar - de zenuwcel ontlaadt zich; ze komt in DEPOLARISATIE.
Naargelang de intensiteit van de prikkel zal de cel of de cellengroep zichzelf weer heropladen of in depolarisatie blijven - dit betekent dan
een irritatiezone voor de naaste omgeving, later mogelijk op afstand.
Deze cel of cellengroep is nu ook niet meer afgesteld op alle mogelijke physiologische informatie; zij is voorlopig electrobiologisch uitgeschakeld.
Welnu, en dit werd door Fleckenstein en Hardt voor het eerst aangetoond: de L.A. voorkomen deze depolarisatie of maken ze ongedaan! De L.A. (Locaal anesthetica of verdovingsmiddelen) hebben nl. een zeer hoog eigenpotentiaal van 290 mV.
Het potentiaal-verlies van 40 tot 90 mV. wordt dus niet alleen vergoed maar ook nog over- gecompenseerd. De cel wordt dus tijdelijk overgepolariseerd en tijdelijk niet meer bereikbaar voor signalisatie: er is wat men noemt eenAnodenblok !
Dit is er echter bij toediening van L.A. zowel voor de gezonde, niet geprikkelde cel als voor de zieke, gedepolariseerde cel waar.
Na 20 min. echter is procaïne gemetaboliseerd, de anaesthesie is voorbij, de gezonde cel komt terug tot normaal potentiaal 40 tot 90 mV. en de vooraf gedepolariseerde cel ook I!!
Het potentiaal dat ze verloren had heeft ze kunnen aftanken van de overvloed aan potentiaal der L.A.
Dat is nu het verschil
- tussen neuraaltherapie en Anaesthesie
- tussen N.T. en de anaesthesieblocks
Wij blokkeren niet, maar DEblokkeren.
Wij herstellen de zieke zone, we schakelen ze terug in in de physiologische kybernetica - wij bewerken een electrobiologische rehabilitatie omdat we vooraf gestoord weefsel hebben ingespoten!!
Dit locaal normaliserende effect zal gelijktijdig ook alle storende invloeden op afstand neutraliseren die onderhouden waren door die gedepolariseerde zone, voor zover het nog mogelijk is.
De L.A. zijn dus stoffen die de celmembraan stabiliseren, beschermen tegen depolarisatie, tegen ziek en storend worden of de celmembraan herstellen indien die depolarisatietoestand al was ingesteld.
Dr. Fernand Mertens
1906 Spiess stelt vast dat wonden en ontstekingen beter en sneller genezen
na behandeling met lokaal anaesthetica.
1920 Leriche in Frankrijk behandelt voor het eerst en met succes een migraine door omspuiting met procaine van de art. temporalis.
1925 Leriche gebruikt voor het eerst een stellatumanaesthesie als therapie en stelt vast, dat bij herhaling, het effect evenwaardig is aan de operatie van het ganglion.
1925 Ferdinand en Walter Huneke ontdekken, onafhankelijk van Leriche, de therapeutische waarde van procaine.
Zij hadden nl. een zuster die regelmatig aan zware migrainecrises leed waarvoor zij geen enkele serieuze therapie hadden. Ten einde raad, werd bij de volgende migraine een ampoule Atophanyl geprobeerd hun aangeraden door een collega.
Na de inspuiting van dit produkt I.V. (intraveneus, in de ader) stopte de migraine als bij wonder - de broers konden hun ogen niet geloven! Maar bij nader toezien stelden ze vast dat ze zich hadden vergist - ze hadden nl. de intramusculaire vorm I.V. gegeven en in deze I.M. (intra musculair, in de spier) vorm was een deel procaine bijgevoegd om het locaal minder pijnlijk te maken. Bij hun verdere experimenten kwamen ze al snel tot de bevinding dat het inderdaad het procaine was dat het goede effect had veroorzaakt en niet het Atophanyl! Van dan af gaan beiden enthousiast met procaine experimenteren voor allerlei aandoeningen, zowel I.V. als in het segment en in zenuwknopen.
1928 geven ze hun éérste boek uit "Unbekannte Fernwirkungen der Lokälanaesthesie". Hierin reeds wijzen ze op het belang van de plaats van de inspuiting- ze noemen hun therapie eerst Heilanaesthesie en raden haar aan voor de meest verscheidene pijntoestanden en allerlei trophische stoornissen, altijd in het segment te behandelen. Daarom stelt Kibler de naam segmenttherapie voor die ondertussen zo gebleven is.
Ook in 1928 verschijnt op aanvraag van de gebr. Huneke IMPLETOL op de pharmaceutische markt.
1931 Leriche stelt vast dat uitgebreidde pijnzones na procaine-infiltratie van operatielittekens ogenblikkelijk en volledig verdwijnen. Spijtig genoeg trok hij daaruit niet de therapeutische consekwentie.
1940 Ferdinand Huneke beleeft het éérste SECUNDENPHANOMEN !
Er komt een vrouw op de raadpleging voor een hardnekkige pijn in de schouder met verstijving, een "fronzen schouder".
De lokale infiltraties geven geen resultaat, ook niet in combinatie met de behandeling van de cervicale wervelzuil. Herhaalde Ganglion Stellatuminfiltraties ook zonder resultaat.
De patiënte komt niet meer terug, maar later verneemt hij dat ze onder druk van andere artsen, enhousiast door de bacteriële focus- theorie, haar amandelen en al haar tanden laat verwijderen - dit alles eveneens zonder resultaatI!! De patiënte, ten einde raad geeft alle behandelingen op en behoudt haar pijnlijke en verstijfde schouder.
Drie maanden later echter, komt ze terug bij Dr. Huneke, ditmaal omdat een oud osteomyelitislitteken op haar onderbeen rood en pijnlijk is geworden - Dr.Huneke die thuis is in de behandeling van ontstekingen met locaalanaesthetica dient haar dan ook onmiddellijk een inspuiting toe in en rond het litteken.
Het resultaat is ongelooflijk I!! In dezelfde seconde van de inspuiting is de schouder die al zovele maanden alle behandelingen trotseerde, die- zelfde schouder is plots volledig zonder pijn en terug funktioneel. Een mirakuleuze beleving!! Dr.Huneke zelf getuigt als volgt: "Das Erlebnis war so eindringlich, dass für mich kein Zweifel bestand, dass ich hier eine grundsatzliche Neuerkenntnis vor mir hatte, dass ich eine, bis dahin unbekannten Gesetzmässigkeit im Bereich des Focusgeschehens auf der Spur war!1I
Inderdaad, DAT was het éérste SECONDENFENOMEEN!!!!! het Kroonmoment - het specifieke en het superieure van de N.T.
F. HUNEKE die nog 27 jaar voor zich heeft, hij sterft nl. in 1967, stelt na jaren experimenteren ook enkele regels op voor de N.T.
- Elke chronische ziekte kan door een storingsveld of door storingsvelden onderhouden zijn.
- Op eender welke plaats van ons lichaam kan een stoorveld (S.V.) ontstaan.
- Een ziekte onderhouden door een storingsveld geneest door herhaalde procaineinspuitingen in dat S.V., voor zover het anatomisch nog mogelijk is.
Ook stelde Huneke wetten op om een secondefenomeen te bepalen :
1) Alle storingen op afstand, onderhouden door het storingsveld, moeten, voor zover het anatomisch mogelijk is, in de seconde van de inspuiting 100 % verdwijnen.
2) Deze verdwijning der symptomen moet minstens 20 u. aanhouden, voor inspuitingen aan de tanden minstens 8 u.
3) Bij het terugkomen der klachten wordt opnieuw ingespoten
Het 100 % effect moet er weer zijn en telkens langer aanhouden. Dan alleen spreekt men van een secondenfenomeen!
In verband hiermede enkele bemerkingen :
In de loop van de jaren - ook omdat meer en meer dokters aan N.T. deden en hun ervaringen uitwisselden - maar vooral omdat de patiënten meer medicamenteus belast bij de dokters aankwamen heeft men deze regels wel wat moeten aanpassen.
Het gebeurt nl. dat de inspuiting onmiddellijk helpt, maar niet 100 %: dat noemt men dan een "Sofortphanomen", maar geen
secondenfenomeen.
Het gebeurt ook dat een inspuiting niet onmiddellijk helpt, maar laattijdig en wel 100 % dit noemt men een "Spätphanomen".
Deze phenomenen worden veroorzaakt door een zg. Regulatiestarheid die verhindert dat het V.Z.S. (vegetatieve zenuwstelsel) normaal reageert door belasting met sommige medicaties.
Ook bestaat er nog een omgekeerd secondenfenomeen waarbij de klachten na inspuiting aan het stoorveld duidelijk. toenemen; dat wijst er meestal op dat het S.V. operatief moet worden behandeld.
Verder in de evolutie der N.T. zien we in 1946 STOHR met de ontdekking van het Reticulum Terminale als eindformatie van het V.Z.S. Het V.Z.S. deelt zich immer verder en fijner tot uiteindelijk iedere cel met een sluier van fibrillen is omsponnen. Met deze ontdekking gaf hij een anatomische basis voor de empirische bevindingen van Huneke e.a. De ontdekking van Stöhr werd later door onderzoeken met de electronenmicroscoop vervolledigd in die zin dat nl. de laatste en fijnste zenuwuiteinden van dit syncitium niet eindigen in de celmembraan maar wel vrij in de intercellulaire vloeistof.
Prof. Pischinger toonde in 1965 aan hoe de verdere prikkeluitwisseling in dit cel-milieu-systeem gebeurt.
1948 Wiener publiceert zijn werk over de Kybernetica - een visie die zeer ingrijpend zal werken in alle domeinen van de wetenschap, vooral in de geneeskunde en die een zeer grote hulp betekent voor de N.T.
1949 Fleckenstein en Hardt beschrijven het werkingsmechanisme der L.A .
We weten uit de micro-neuro-physiologie dat alle zenuwcellen en zenuwbanen door een membraan omgeven zijn; ook alle andere soorten cellen van het lichaam zijn door een gelijkaardige membraan omgeven zodanig dat we spreken van een UNIT-MEMBRANE-STRUCTURE.
Deze elementaire membraan bestaat uit drie lagen eiwitten en lipiden. De physiologische stabiliteit van deze membraan berust op de electrostatische wisselwerking der polaire groepen van lipiden en proteïnen en ook op de Van Der Waalse krachten die ontstaan door het complexe samenspel der electrisch geladen en polariserende systemen.
In rusttoestand is de membraan electrisch geladen, gepolariseerd. De binnenzijde heeft een negatieve lading, vooral door een overvloed aan kaliumionen - de buitenzijde heeft een positieve lading, vooral door Na ionen. Het rustpotentiaal bij zenuw- en spiercellen varieert van 40 tot 90 millivolt. De membraan is dan nagenoeg afgedicht en er is praktisch geen uitstromen van K-ionen of instromen van Na-ionen.
Deze membraan is als een zeef met kybernetisch regelbare sluizen die zich kunnen openen door ionen van verschillende grootte.
Wordt nu deze membraan door een prikkel getroffen dan openen zich de sluizen, K stroomt naar buiten, Na naar binnen - dus - het membraanpotentiaal stuikt in mekaar - de zenuwcel ontlaadt zich; ze komt in DEPOLARISATIE.
Naargelang de intensiteit van de prikkel zal de cel of de cellengroep zichzelf weer heropladen of in depolarisatie blijven - dit betekent dan
een irritatiezone voor de naaste omgeving, later mogelijk op afstand.
Deze cel of cellengroep is nu ook niet meer afgesteld op alle mogelijke physiologische informatie; zij is voorlopig electrobiologisch uitgeschakeld.
Welnu, en dit werd door Fleckenstein en Hardt voor het eerst aangetoond: de L.A. voorkomen deze depolarisatie of maken ze ongedaan! De L.A. (Locaal anesthetica of verdovingsmiddelen) hebben nl. een zeer hoog eigenpotentiaal van 290 mV.
Het potentiaal-verlies van 40 tot 90 mV. wordt dus niet alleen vergoed maar ook nog over- gecompenseerd. De cel wordt dus tijdelijk overgepolariseerd en tijdelijk niet meer bereikbaar voor signalisatie: er is wat men noemt eenAnodenblok !
Dit is er echter bij toediening van L.A. zowel voor de gezonde, niet geprikkelde cel als voor de zieke, gedepolariseerde cel waar.
Na 20 min. echter is procaïne gemetaboliseerd, de anaesthesie is voorbij, de gezonde cel komt terug tot normaal potentiaal 40 tot 90 mV. en de vooraf gedepolariseerde cel ook I!!
Het potentiaal dat ze verloren had heeft ze kunnen aftanken van de overvloed aan potentiaal der L.A.
Dat is nu het verschil
- tussen neuraaltherapie en Anaesthesie
- tussen N.T. en de anaesthesieblocks
Wij blokkeren niet, maar DEblokkeren.
Wij herstellen de zieke zone, we schakelen ze terug in in de physiologische kybernetica - wij bewerken een electrobiologische rehabilitatie omdat we vooraf gestoord weefsel hebben ingespoten!!
Dit locaal normaliserende effect zal gelijktijdig ook alle storende invloeden op afstand neutraliseren die onderhouden waren door die gedepolariseerde zone, voor zover het nog mogelijk is.
De L.A. zijn dus stoffen die de celmembraan stabiliseren, beschermen tegen depolarisatie, tegen ziek en storend worden of de celmembraan herstellen indien die depolarisatietoestand al was ingesteld.
Dr. Fernand Mertens